Visie
Voordat ik aan de vakverdieping over goed en breed beeldend onderwijs gekoppeld aan Dalton begon, vroeg ik mij af waarom de handvaardigheidlessen op Daltonscholen vaak nog klassikaal wordt aangeboden. Daltonscholen zijn scholen die richten zich op de zelfstandigheid van het kind. De leerkrachten op deze scholen leggen de verantwoordelijkheid van opdrachten bij het kind neer. Hetzelfde geldt voor de instructies. In principe kiezen de leerlingen zelf of ze de instructielessen volgen of niet. Waarom geldt dit niet voor handvaardigheid? Leerlingen kunnen naar mijn idee prima zelfstandig aan de slag met handvaardigheid. Zeker wanneer dit gecombineerd wordt met de nieuwste technologische ontwikkelingen. Leerlingen vinden het ontzettend leuk om in de klas met de computer bezig te zijn. Ik vind dat er voor Daltonscholen een uitdaging ligt op het gebied van zelfstandigheid bij handvaardigheid. Neem bijvoorbeeld onderstaande quote van Daltonbasisschool ‘de Achtbaan’ uit Voorhout (2011):
“Tijdens de lessen handvaardigheid en tekenen werken de kinderen met veel enthousiasme aan creatieve opdrachten. Er is ruimte om lekker te knutselen, tekenen en/of schilderen. Het grootste deel van de lessen maakt deel uit van een opbouw door de hele school, waarin kinderen wordt geleerd bewust te kijken naar beeldaspecten en dit vorm te geven in hun eigen werk.”
Uit deze quote is op te maken dat de school zich bezig houdt met goed en breed beeldend onderwijs. De school beschikt over een opbouw voor de leerlingen. Op deze manier is er voor de leerkrachten een overzicht van wat de leerlingen al eens hebben gedaan en welke onderdelen nog nieuw zijn. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan beeldaspecten. Dit kan toegepast worden bij het onderdeel ‘beschouwen’ voordat de leerlingen aan de slag gaan met hun opdracht. Op het moment dat leerlingen praten over de verschillende beeldaspecten zullen ze hun eigen creativiteit verder ontwikkelen. Daarnaast zal het, hoogstwaarschijnlijk zonder dat ze het zelf door hebben, toegepast worden op hun eigen werk.
Volgens de visie van veel Daltonscholen is het belangrijk dat er aandacht wordt besteed aan creatieve activiteiten waaronder handvaardigheid. Zo ook volgens de visie van mijn stageschool ODB ‘de Branink’ (n.d.):
“Zowel in onder-, midden- als bovenbouw komen aan bod: - beeldend vormen (handvaardigheid en tekenen) - dramatische expressie - bewegingsonderwijs – muziek. Ook bij deze creatieve vakken zijn de uitgangspunten van Dalton terug te vinden.”
ODB ‘de Branink’ benoemt dat de uitgangspunten van Dalton terug te zien zijn bij de creatieve vakken. Voor een deel ben ik het hier mee eens. Mijn stagegroep werkt tijdens de handvaardigheidlessen groepsdoorbrekend met een andere groep. De leerlingen krijgen de uitleg van twee verschillende opdrachten te horen. Na afloop van de uiteg mogen de leerlingen zelf kiezen welke opdracht ze willen gaan uitvoeren. Naast het groepsdoorbrekend werken, zie ik maar weinig aspecten van Dalton terug in de handvaardigheidlessen. De leerlingen worden namelijk lang niet altijd vrij gelaten in hun opdracht. Regelmatig staat de opdracht vast en hebben de leerlingen zich daar aan te houden. Daarnaast wordt er ook geen gebruik gemaakt van samenwerken.
Op stage heb ik wel eens gevraagd of er een reden voor is dat de leerlingen altijd klassikaal aan handvaardigheid werken. Als antwoord krijg ik dan dat het ‘makkelijk’ is voor de organisatie. Persoonlijk vind ik dit erg jammer. Naar mijn idee zou het prachtig zijn om te zien dat de leerlingen hun zelfstandigheid op meerdere vlakken ontwikkelen. Een ander aspect voor de leerkrachten zal waarschijnlijk de tijd zijn om de opdrachten in elkaar te zetten. Deze tijd ontbreekt. Toch ben ik er van overtuigd dat op het moment dat hier tijd voor wordt gemaakt, het resultaat er ook zal zijn. Uiteraard zal er aan deze manier van werken een duidelijke uitleg vooraf moeten gaan voor de leerlingen. Leerlingen moeten weten wat de mogelijkheden zijn, waar ze materialen kunnen vinden en vooral wat de regels en afspraken zijn. Tevens kost het de leerkrachten maar eenmalig tijd om de opdrachten uit te werken. Als ze eenmaal klaar zijn kunnen de opdrachten de jaren daarna opnieuw ingezet worden.
Niet alleen hier in Nederland, maar ook in andere landen wordt er gediscussieerd over de ontwikkeling beeldend onderwijs. Volgens Anderson (2011) wordt er veel te veel gekeken naar de resultaten van de leerlingen in plaats van de ontwikkeling die hier aan vooraf gaat. Dit ben ik volledig met haar eens en kan ik goed koppelen aan goed en breed beeldend onderwijs. Bij goed en breed beeldend onderwijs gaat juist om het proces wat de leerlingen doorlopen. Het eindwerk is maar een klein onderdeel van de gehele opdracht. Hier gaan onderdelen als beschouwen en materiaalonderzoek aan vooraf. Pas na het beschouwen en het materiaalonderzoek start een leerling met het eindwerk. Andersom gezien is het bij goed en breed beeldend onderwijs niet mogelijk om tot een goed eindresultaat te komen door het beschouwen en het materiaalonderzoek achterwege te laten.
Moore (2011, zoals beschreven in Anderson, 2011) doet een aanvulling bij de uitspraak van Anderson. Moore is leerkracht op een school in Denemarken en geeft aan dat het niet mogelijk is om als individu een landelijk onderwijssysteem te veranderen, maar dat het wel mogelijk is om het onderwijssysteem in jouw klas aan te passen zoals jij dat wilt. Dat wil ook zeggen dat de leerkracht invloed uit kan oefenen op de leerlingen om ze om te leren gaan met een het nieuwe onderwijssysteem in hun klas. Hierbij gaat het tijdens de les volgens Moore om het benoemen van het doel, aansluiten bij de belevingswereld van het kind, gebruik maken van de nieuwste technologische ontwikkelingen, vertrouwen hebben in leerlingen en een beroep doen op hun zelfstandigheid. Deze aspecten sluiten aan bij goed en breed beeldend onderwijs en Dalton waardoor ik hier erg enthousiast over ben. Door de leerlingen het doel van de les te vertellen, weten ze waarom ze deze les volgen en wordt de motivatie gestimuleerd. Aansluiten bij de belevingswereld van het kind doe je op dit moment bij bovenbouwleerlingen door gebruik te maken van technologische ontwikkelingen als bijvoorbeeld de computer. Ook dit zorgt ervoor dat de motivatie van de leerlingen gestimuleerd wordt. Leerlingen vertrouwen en zelfstandig aan de slag laten gaan, zijn typisch kenmerken van het Daltononderwijs. Heb als leerkracht zijnde hoge verwachtingen van de leerlingen, dan zullen de leerlingen meer het gevoel krijgen dat ze het daadwerkelijk zelfstandig kunnen.
Na afloop van de vakverdieping heb ik mijn visie, zoals hierboven te lezen, op verschillende vlakken bijgesteld. Ik ben nog steeds van mening dat de leerlingen ook met handvaardigheid zelfstandig aan de slag kunnen. Hiervoor moet de leerkracht afspraken maken met de leerlingen, maar vooral laten zien dat hij hoge verwachtingen heeft van de leerlingen. Daarnaast ben ik ook van mening, maar heb ik nog niet de kans gehad om dit uit te proberen, dat handvaardigheid een onderdeel van de weektaak kan worden mits de leerkracht goede afspraken met de leerlingen maakt. Het viel me tegen dat ik over het integreren van handvaardigheid in de weektaak vrijwel geen geschikte informatie kon vinden. Hoogstwaarschijnlijk is dit een punt wat nog niet door veel mensen is aan de orde is gesteld. Mijn ideeën zijn bijgesteld over hoe de zelfstandige opdracht van de leerlingen vorm moet krijgen. Zelf dacht ik aan het werken met een opdrachtkaart, maar achteraf gezien is dit voor leerlingen niet uitdagend genoeg. Om die reden ben ik overgestapt naar deze website waar ik filmpjes, foto’s en ander materiaal aan de opdrachtbeschrijving toe kon voegen. Tijdens het doorspitten van de theorie over goed en breed beeldend onderwijs heb ik aan mijn opbouw van de opdrachtbeschrijving toegevoegd dat deze uit een aantal standaard onderdelen moet bestaan. Leerlingen moeten enthousiast gemaakt worden door een korte inleiding, stapsgewijs kunnen lezen wat ze moeten doen, de materialen moeten duidelijk zichtbaar zijn, het doel van de les moet beschreven staan, de leerlingen moeten weten wat ze kunnen doen als ze klaar zijn en als laatste is het belangrijk dat de leerlingen duidelijk uit de opdracht op kunnen maken of ze deze alleen of samen uitvoeren. Als een opdracht aan al deze aspecten voldoet is het voor de leerlingen mogelijk om zonder hulp van de leerkracht, zelfstandig, met handvaardigheid aan de slag te gaan.
Al met al geen compleet nieuwe, maar een vernieuwde visie binnen Dalton op goed en breed beeldend onderwijs.
“Tijdens de lessen handvaardigheid en tekenen werken de kinderen met veel enthousiasme aan creatieve opdrachten. Er is ruimte om lekker te knutselen, tekenen en/of schilderen. Het grootste deel van de lessen maakt deel uit van een opbouw door de hele school, waarin kinderen wordt geleerd bewust te kijken naar beeldaspecten en dit vorm te geven in hun eigen werk.”
Uit deze quote is op te maken dat de school zich bezig houdt met goed en breed beeldend onderwijs. De school beschikt over een opbouw voor de leerlingen. Op deze manier is er voor de leerkrachten een overzicht van wat de leerlingen al eens hebben gedaan en welke onderdelen nog nieuw zijn. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan beeldaspecten. Dit kan toegepast worden bij het onderdeel ‘beschouwen’ voordat de leerlingen aan de slag gaan met hun opdracht. Op het moment dat leerlingen praten over de verschillende beeldaspecten zullen ze hun eigen creativiteit verder ontwikkelen. Daarnaast zal het, hoogstwaarschijnlijk zonder dat ze het zelf door hebben, toegepast worden op hun eigen werk.
Volgens de visie van veel Daltonscholen is het belangrijk dat er aandacht wordt besteed aan creatieve activiteiten waaronder handvaardigheid. Zo ook volgens de visie van mijn stageschool ODB ‘de Branink’ (n.d.):
“Zowel in onder-, midden- als bovenbouw komen aan bod: - beeldend vormen (handvaardigheid en tekenen) - dramatische expressie - bewegingsonderwijs – muziek. Ook bij deze creatieve vakken zijn de uitgangspunten van Dalton terug te vinden.”
ODB ‘de Branink’ benoemt dat de uitgangspunten van Dalton terug te zien zijn bij de creatieve vakken. Voor een deel ben ik het hier mee eens. Mijn stagegroep werkt tijdens de handvaardigheidlessen groepsdoorbrekend met een andere groep. De leerlingen krijgen de uitleg van twee verschillende opdrachten te horen. Na afloop van de uiteg mogen de leerlingen zelf kiezen welke opdracht ze willen gaan uitvoeren. Naast het groepsdoorbrekend werken, zie ik maar weinig aspecten van Dalton terug in de handvaardigheidlessen. De leerlingen worden namelijk lang niet altijd vrij gelaten in hun opdracht. Regelmatig staat de opdracht vast en hebben de leerlingen zich daar aan te houden. Daarnaast wordt er ook geen gebruik gemaakt van samenwerken.
Op stage heb ik wel eens gevraagd of er een reden voor is dat de leerlingen altijd klassikaal aan handvaardigheid werken. Als antwoord krijg ik dan dat het ‘makkelijk’ is voor de organisatie. Persoonlijk vind ik dit erg jammer. Naar mijn idee zou het prachtig zijn om te zien dat de leerlingen hun zelfstandigheid op meerdere vlakken ontwikkelen. Een ander aspect voor de leerkrachten zal waarschijnlijk de tijd zijn om de opdrachten in elkaar te zetten. Deze tijd ontbreekt. Toch ben ik er van overtuigd dat op het moment dat hier tijd voor wordt gemaakt, het resultaat er ook zal zijn. Uiteraard zal er aan deze manier van werken een duidelijke uitleg vooraf moeten gaan voor de leerlingen. Leerlingen moeten weten wat de mogelijkheden zijn, waar ze materialen kunnen vinden en vooral wat de regels en afspraken zijn. Tevens kost het de leerkrachten maar eenmalig tijd om de opdrachten uit te werken. Als ze eenmaal klaar zijn kunnen de opdrachten de jaren daarna opnieuw ingezet worden.
Niet alleen hier in Nederland, maar ook in andere landen wordt er gediscussieerd over de ontwikkeling beeldend onderwijs. Volgens Anderson (2011) wordt er veel te veel gekeken naar de resultaten van de leerlingen in plaats van de ontwikkeling die hier aan vooraf gaat. Dit ben ik volledig met haar eens en kan ik goed koppelen aan goed en breed beeldend onderwijs. Bij goed en breed beeldend onderwijs gaat juist om het proces wat de leerlingen doorlopen. Het eindwerk is maar een klein onderdeel van de gehele opdracht. Hier gaan onderdelen als beschouwen en materiaalonderzoek aan vooraf. Pas na het beschouwen en het materiaalonderzoek start een leerling met het eindwerk. Andersom gezien is het bij goed en breed beeldend onderwijs niet mogelijk om tot een goed eindresultaat te komen door het beschouwen en het materiaalonderzoek achterwege te laten.
Moore (2011, zoals beschreven in Anderson, 2011) doet een aanvulling bij de uitspraak van Anderson. Moore is leerkracht op een school in Denemarken en geeft aan dat het niet mogelijk is om als individu een landelijk onderwijssysteem te veranderen, maar dat het wel mogelijk is om het onderwijssysteem in jouw klas aan te passen zoals jij dat wilt. Dat wil ook zeggen dat de leerkracht invloed uit kan oefenen op de leerlingen om ze om te leren gaan met een het nieuwe onderwijssysteem in hun klas. Hierbij gaat het tijdens de les volgens Moore om het benoemen van het doel, aansluiten bij de belevingswereld van het kind, gebruik maken van de nieuwste technologische ontwikkelingen, vertrouwen hebben in leerlingen en een beroep doen op hun zelfstandigheid. Deze aspecten sluiten aan bij goed en breed beeldend onderwijs en Dalton waardoor ik hier erg enthousiast over ben. Door de leerlingen het doel van de les te vertellen, weten ze waarom ze deze les volgen en wordt de motivatie gestimuleerd. Aansluiten bij de belevingswereld van het kind doe je op dit moment bij bovenbouwleerlingen door gebruik te maken van technologische ontwikkelingen als bijvoorbeeld de computer. Ook dit zorgt ervoor dat de motivatie van de leerlingen gestimuleerd wordt. Leerlingen vertrouwen en zelfstandig aan de slag laten gaan, zijn typisch kenmerken van het Daltononderwijs. Heb als leerkracht zijnde hoge verwachtingen van de leerlingen, dan zullen de leerlingen meer het gevoel krijgen dat ze het daadwerkelijk zelfstandig kunnen.
Na afloop van de vakverdieping heb ik mijn visie, zoals hierboven te lezen, op verschillende vlakken bijgesteld. Ik ben nog steeds van mening dat de leerlingen ook met handvaardigheid zelfstandig aan de slag kunnen. Hiervoor moet de leerkracht afspraken maken met de leerlingen, maar vooral laten zien dat hij hoge verwachtingen heeft van de leerlingen. Daarnaast ben ik ook van mening, maar heb ik nog niet de kans gehad om dit uit te proberen, dat handvaardigheid een onderdeel van de weektaak kan worden mits de leerkracht goede afspraken met de leerlingen maakt. Het viel me tegen dat ik over het integreren van handvaardigheid in de weektaak vrijwel geen geschikte informatie kon vinden. Hoogstwaarschijnlijk is dit een punt wat nog niet door veel mensen is aan de orde is gesteld. Mijn ideeën zijn bijgesteld over hoe de zelfstandige opdracht van de leerlingen vorm moet krijgen. Zelf dacht ik aan het werken met een opdrachtkaart, maar achteraf gezien is dit voor leerlingen niet uitdagend genoeg. Om die reden ben ik overgestapt naar deze website waar ik filmpjes, foto’s en ander materiaal aan de opdrachtbeschrijving toe kon voegen. Tijdens het doorspitten van de theorie over goed en breed beeldend onderwijs heb ik aan mijn opbouw van de opdrachtbeschrijving toegevoegd dat deze uit een aantal standaard onderdelen moet bestaan. Leerlingen moeten enthousiast gemaakt worden door een korte inleiding, stapsgewijs kunnen lezen wat ze moeten doen, de materialen moeten duidelijk zichtbaar zijn, het doel van de les moet beschreven staan, de leerlingen moeten weten wat ze kunnen doen als ze klaar zijn en als laatste is het belangrijk dat de leerlingen duidelijk uit de opdracht op kunnen maken of ze deze alleen of samen uitvoeren. Als een opdracht aan al deze aspecten voldoet is het voor de leerlingen mogelijk om zonder hulp van de leerkracht, zelfstandig, met handvaardigheid aan de slag te gaan.
Al met al geen compleet nieuwe, maar een vernieuwde visie binnen Dalton op goed en breed beeldend onderwijs.